De nieuwste cijfers van de Nederlandsche Bank (DNB) laten zien dat het gemiddelde Nederlandse huishouden inmiddels ruim €33.000 aan financiële reserves heeft. Klinkt veel, toch? Maar voor velen blijft dit bedrag een droom—en er gaat een belangrijk verhaal achter schuil. Door de hoge inflatie is die €33.000 vandaag niet meer waard dan wat het vijf jaar geleden was. En nog iets: het vermogen is grillig verdeeld.
Even voor de duidelijkheid: dat ‘gemiddeld’ betekent niet dat ieder huishouden dit bedrag op de bank heeft staan. Verre van zelfs. In de praktijk beschikken de rijkste Nederlanders over een veelvoud, terwijl de meerderheid dit spaarniveau niet eens benadert. In 2025 geldt nog steeds: 60 procent van de Nederlanders heeft niet eens €2.000 spaargeld paraat. Schrikbarend, maar waar.
Volgens analyse van het financiële platform Geldwijzer, gebaseerd op DNB-data, bezitten Nederlandse huishoudens samen een recordbedrag van ruim €1.340 miljard aan spaargeld en beleggingen. Omgerekend komt dat uit op dat eerder genoemde bedrag van €33.000 per gezin, verspreid over allerlei vormen—van spaarrekeningen en obligaties tot beleggingsfondsen en contant geld.
Wat kiezen Nederlanders dan het vaakst? Bankrekeningen zijn nog steeds het populairst, gevolgd door staatsobligaties, diverse fondsen en gewoon cash. Samen maken deze vormen ruim 75% van alle spaartegoeden uit. Ter illustratie: gemiddeld hebben huishoudens €4.000 contant, €8.500 op een spaarrekening en €7.200 in staatsobligaties.
Onze financiële buffer werd minder waard
Sinds 2010 is het totale spaarbedrag in Nederland bijna verdrievoudigd. Maar—en daar wringt de schoen—kijken we naar wat dat geld vandaag echt kúnt kopen, dan is het effect een stuk minder spectaculair. Het absolute hoogtepunt was eind 2021. Toen had de Nederlander reëel gezien 56 procent meer te besteden dan in 2010. Maar vandaag zit er alweer een flinke knik in de grafiek: onze koopkracht daalde sindsdien met ruim 13 procent. Het spaargeld is dus weer terug op het niveau van 2019. Drie jaar lang gespaard voor… feitelijk niets extra.
De verschillen zijn enorm: ongelijkheid in spaargeld
Het ene huishouden is het andere niet. Waar dat gemiddelde van €33.000 spaargeld voor de meesten onhaalbaar is, zijn er kleinere groepen voor wie het slechts een fractie is van hun totale reserves. In 2025 is het zo dat 83% van alle spaargelden in handen is van de rijkste 30% van de Nederlanders. De armste 30% moet het in totaal doen met 5%.
Geldwijzer berekende verder: wie tegen z’n pensioen leeftijd €33.000 opzij weet te zetten, kan daarover ongeveer €140 netto per maand aanvullend pensioen ontvangen—twintig jaar lang. Wilt u met 25 jaar beginnen met sparen? Dan hoeft u maar €30 per maand opzij te zetten om dat bedrag te halen. Begint u pas op uw 35ste, dan wordt het €47 per maand. Wie tot z’n 45ste wacht, moet zelfs €82 per maand reserveren.
Toch start het merendeel van de Nederlanders pas laat met sparen voor pensioen. Volgens recente studies heeft slechts één op de vijf volwassenen – vaak uit voorzorg – een apart pensioenpotje. Dat biedt alle reden om vandaag nog stappen te zetten.
Misschien even slikken, maar dit zijn cijfers die tellen: als u financiële rust wilt, is het nú tijd om uw strategie helder te krijgen. U hoeft niet direct naar een vermogensbeheerder—gewoon beginnen, stap voor stap. En neem af en toe dat gesprek met uw bank of een onafhankelijke adviseur bij bijvoorbeeld ASN, Rabobank of ING. De realiteit laat weinig ruimte voor uitstelgedrag.
